Op grond van artikel 293 lid 2 Wetboek van Strafrecht en artikel 294 lid 2 Wetboek van Strafrecht is euthanasie en hulp bij zelfdoding strafbaar.
‘Hij die opzettelijk een ander tot zelfdoding aanzet, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren of geldboete van de 4e categorie".
Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren of geldboete van de 4e categorie.’
Er kan sprake zijn van een strafuitsluitingsgrond, als een arts aan een aantal voorwaarden voldoet. Dat zijn zorgvuldigheidseisen. Die staan vermeld in artikel 2 Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Bij euthanasie wordt het leven van een patiënt beëindigd met medicijnen, op een wijze die als "waardig" wordt beschouwd. Op grond van de wet mag een arts enkel euthanasie toepassen als sprake is van een vrijwel wil van de patiënt en bij uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Er wordt aan de patiënt door middel van een injectie of een infuus een middel toegediend. Daardoor is de patiënt in een diepe bewusteloosheid brengt. Daarna wordt een spierverslapper toegediend waardoor de ademhalingsspieren verlammen en de dood intreedt.
Euthanasie bij kinderen (12-18 jaar)
In de wet is een regeling opgenomen voor verzoeken van kinderen van 12-17 jaar om euthanasie of hulp bij zelfdoding. Voor patiënten van 12 tot en met 15 jaar is vereist dat de ouders of voogd met het verzoek kunnen instemmen. Bij jongeren van 16 en 17 jaar is toestemming van de ouders niet meer vereist. Er is geen regeling voor kinderen jonger dan 12 jaar.