Terug

Voorwaardelijke invrijheidsstelling

Tijdelijke gevangenisstraffen (gevangenisstraffen die dus niet levenslang zijn) kennen de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling (dat wordt ook wel afgekort tot VI). Men vindt dit in het Wetboek van Strafrecht in artikel 15. 

Bij opgelegde gevangenisstraffen van minimaal 2 jaar, wordt men na 2/3 van de straf voorwaardelijk in vrijheid gesteld.

Bij gevangenisstraffen van minimaal 1 jaar en minder dan 2 jaar, moet minstens één jaar zijn uitgezeten en van het daarna nog resterende deel moet minimaal 1/3 zijn ondergaan. Rekenvoorbeeld: bij een gevangenisstraf van 1 ½ jaar, komt men voorlopig vrij na 1 jaar en 2 maanden. 

In het geval een deel van de straf voorwaardelijk is opgelegd, is een voorwaardelijke invrijheidsstelling niet mogelijk: het geheel onvoorwaardelijke deel moet dan worden uitgezeten.

In het verleden (tot 1 januari 2008) kreeg men automatisch een voorwaardelijke invrijheidstelling. Tegenwoordig gelden er voorwaarden. In ieder geval zal men voor het einde van de proeftijd geen – nieuwe – strafbare feiten mogen plegen. Daarnaast kunnen er ook bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals contactverbod, elektronisch toezicht, meedoen aan een dagprogramma, behandeling etc. 

Het OM (Openbaar Ministerie) houdt toezicht op het naleven van de voorwaarden, en kan daarbij de Reclassering inschakelen.

Indien men de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet naleeft, kan men weer worden vastgezet. Natuurlijk kan men dan daarbij nog een nieuwe straf krijgen voor een eventueel nieuw gepleegd strafbaar feit. 

Voorts kent de wet allerlei redenen op grond waarvan een voorwaardelijke invrijheidsstelling kan worden uitgesteld of achterwege kan blijven. Daarbij kan men denken aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, misdragingen tijdens detentie).

Indien dergelijke omstandigheden zich voordoen vordert het Openbaar Ministerie bij de rechtbank die de straf heeft opgelegd een uitstel of het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank beslist op zo’n vordering. Men kan tegen de beslissing van de rechtbank geen hoger beroep indienen.

Verstuur uw juridische vraag anoniem aan 180 aangesloten advocaten

Stap 1 van 2

Ik ben
100% anoniem
  • A.C.M. van Lieshout
  • R.H.T. van Boxmeer Gelijk Advocaten Den Bosch
  • S.H.J. Buitenkamp ECHT advocatuur EPE
  • D.M. Gijzen Advocatenkantoor Gijzen Heerlen
  • C.R. Hettema De Baarsjes Advocatenkantoor Amsterdam
  • O.C. Bondam Bondam Advocatenpraktijk Voorschoten
  • J.M.C. Wittens VIER Advocaten Den Haag
  • M.J.J.A. Ooms Ooms Advocatuur Rotterdam
  • C. Claessens Ludwig Alexander Advocatuur Zeist
  • F.W. Henstra Aelan Advocaten Utrecht